Bijbel: Leviticus 23:40 (NBV-21)
De treurwilg en treurberk laten hun takken als ontfermende armen vanuit de hemel naar de aarde reiken. Eén van de treurwilgen in de Bijbelse tuin, ontfermt zich over Maria en haar kind. De treurberk staat bij de engel met kind. De bomen lijken het ontelbare verdriet te vertolken van alle ouders die een kind verliezen. Het is alsof de treurberk met haar hemelse armen troostend om hen, maar ook om allen die verdriet hebben, heen wil staan.
De wilg komen we in de Bijbel tegen in Leviticus 23 vers 40. Daar wordt de wilgentak genoemd bij de gebruiken voor het loofhuttenfeest. Maar ook in Jesaja 44 vers 3 en 4 en in Psalm 137 worden wilgen genoemd.
“Aan Babelsstromen, daar zaten wij, daar weenden wij, als wij aan Sion dachten. Aan de wilgen hingen wij onze citers.”