Appelboomgaard

Appelboomgaard in De Bijbelse Tuin Hoofddorp

Bijbel: Hooglied 2:3, Joel 1:12 (NBV-21)

In het Latijn is het woord voor appel(malus), hetzelfde als het woord kwaad (malus). Daarom kreeg de appel in de middeleeuwen de betekenis van de verboden vrucht die Adam en Eva in het paradijs plukten. In het verhaal van de zondeval wordt echter de appel niet genoemd, er is slechts sprake van een vrucht. Het eten van de vrucht werd een nieuw begin voor hun leven op aarde, een zoektocht naar een nieuw paradijs. Het was ‘door de zure appel heen bijten’, op hun weg met ‘doornen en distels’ zoals voorspeld was. In voorstellingen waarbij Maria of Christus een appel in de hand houdt is het een verwijzing naar de overwinning van het kwaad, een begin van het goede leven.

In Spreuken 25 (Willibrordvertaling) wordt gesproken over ‘gouden appels op zilveren schalen’. Zo kostbaar is een woord op de juiste tijd gesproken! En Joël 1, de profetie over het verwoeste land, noemt de appelboom als één van de vruchtbomen die zullen verdorren. In het Hooglied 2: 3-5 zegt de bruid: ‘ Als appelbomen van het woud, zo is mijn geliefde onder de jonge mannen… Sterk mij met rozijnenkoeken, verkwik mij met appels, want ik bezwijm van liefde’.

Niet alleen Eva wordt in verband gebracht met een appel, ook Adam. Er bestaat een mythe, waarin Adam, nadat hij verleid was door Eva, ook van de ‘appel’ zou hebben gegeten. Een stukje van die appel bleef in zijn keel steken, daarom heet de verdikking in de hals, die bij veel mannen zichtbaar is, de Adamsappel.

Het goede woord op het juiste moment,is een gouden appel op een zilveren schaal.

Spreuken 25, 11